Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002

 

Artikel 65
1
De commissie van toezicht bestaat uit drie leden, onder wie de voorzitter.
2
De leden worden benoemd bij koninklijk besluit op voordracht van Onze betrokken Ministers gezamenlijk voor een tijdvak van zes jaar en kunnen slechts eenmaal worden herbenoemd. Voor de benoeming van de leden wordt door de Tweede Kamer der Staten-Generaal per vacature een voordracht van drie personen gedaan waaruit Onze betrokken Ministers een keuze maken. Bij haar voordracht slaat de Tweede Kamer zodanig acht als haar dienstig voorkomt op een door de vice-president van de Raad van State, de president van de Hoge Raad der Nederlanden en de Nationale ombudsman gezamenlijk opgemaakte aanbevelingslijst van ten minste drie kandidaten per vacature.
3
Onze betrokken Ministers kunnen de Tweede Kamer verzoeken een nieuwe voordracht te doen.
4
Aan ten minste twee van de drie leden, onder wie de voorzitter, dient door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht te zijn verleend, dan wel dienen ten minste twee van de drie leden, onder wie de voorzitter, aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren te hebben verkregen.
5
Alvorens hun ambt te aanvaarden leggen de leden in handen van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, af:
a
de eed of verklaring en belofte dat zij tot het verkrijgen van hun benoeming rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of onder welk voorwendsel ook, aan iemand iets hebben gegeven of beloofd, alsmede dat zij om iets in hun ambt te doen of te laten rechtstreeks noch middellijk van iemand enig geschenk of enige belofte hebben aangenomen of zullen aannemen;
b
de eed of belofte van trouw aan de Grondwet.
6
De leden dienen de Nederlandse nationaliteit te bezitten.
7
De leden vervullen geen betrekkingen waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van hun functie of op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.
8
De betrekkingen van de leden worden door de voorzitter openbaar gemaakt.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •